Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3363

Datum uitspraak2007-09-12
Datum gepubliceerd2007-09-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/580307-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft uit boosheid jegens zijn moeder op zodanige wijze in haar woning brand gesticht, dat zij ten gevolge van brandletsels is overleden, in haar woning aanzienlijke materiële schade is ontstaan en voorts gevaar is ontstaan voor het leven en de bezittingen van omwonenden. Verdachtes handelen heeft veel leed veroorzaakt en de rechtsorde ernstig geschokt. Verdachte is lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis zijner geestvermogens onder invloed waarvan hij de bewezenverklaarde delicten heeft gepleegd. De kans op herhaling van impulsief agressieve delicten met gevaar voor anderen en/of verdachte zelf wordt groot geacht. Geadviseerd wordt de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen. De rechtbank verenigt zich met deze multidisciplinaire rapportage en de daaraan verbonden conclusies, en zij zal dienovereenkomstig beslissen.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer parketnummer: 06/580307-06 uitspraak d.d.: 12 september 2007 tegenspraak VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1957 te [plaats], gedetineerd in het Huis van Bewaring te Arnhem. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 juni 2007 en 29 augustus 2007. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 26 juli 2006 te Neede, in elk geval de gemeente Berkelland, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [moeder verdachte] (zijn, verdachtes, moeder) van het leven heeft beroofd, immers is verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet met een jerrycan gevuld met bezine, althans (een) brandbare stof(fen), naar de woning van die [moeder verdachte] toegegaan, alwaar die [moeder verdachte] zich toen bevond, en/of heeft hij, verdachte, (vervolgens) die [moeder verdachte] en/of de vloer (van de woonkamer) van die woning met benzine, althans (een) brandbare stof(fen), overgoten en/of (vervolgens) die benzine, althans die brandbare stof(fen), (met een (gas)aansteker en/of een lucifer) aangestoken, althans open vuur in aanraking gebracht met die benzine, althans die brandbare stof(fen), tengevolge waarvan voornoemde [moeder verdachte] is verbrand en overleden; 2. hij op of omstreeks 26 juli 2006 te Neede, in elk geval de gemeente Berkelland, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een woning aan [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk benzine, althans (een) brandbare stof(fen) over [moeder verdachte] en/of de vloer en/of (een) goed(eren) in de woonkamer van die woning, althans in de woning gesprenkeld/gegoten, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met benzine, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die [moeder verdachte] en/of (een of meer goed(eren) in) de woonkamer en/of de slaapkamer van die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [moeder verdachte] en/of de bewoner(s) en/of (een) aanwezige(n) van/in die omliggende woning(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was en het feit de dood van die [moeder verdachte] ten gevolge heeft gehad en/of gemeen gevaar voor (een of meer goed(eren) in) de rest van die woning en/of de omliggende woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 26 juli 2006 te [plaats], opzettelijk, [moeder verdachte] (zijn, verdachtes, moeder) van het leven heeft beroofd, immers is verdachte met dat opzet met een jerrycan gevuld met benzine, naar de woning van die [moeder verdachte] toegegaan, alwaar die [moeder verdachte] zich toen bevond, en heeft hij, verdachte, vervolgens de vloer (van de woonkamer) van die woning met benzine, overgoten en vervolgens die benzine, met een aansteker aangestoken, tengevolge waarvan voornoemde [moeder verdachte] is verbrand en overleden; 2. hij op 26 juli 2006 te [plaats], opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan de [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk benzine, over de vloer en goed(eren) in de woonkamer van die woning, althans in de woning gesprenkeld/gegoten, en opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met benzine, ten gevolge waarvan goed(eren) in) de woonkamer van die woning geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [moeder verdachte] en de bewoner(s) en aanwezige(n) van/in die omliggende woning(en), te duchten was en het feit de dood van die [moeder verdachte] ten gevolge heeft gehad en gemeen gevaar voor goed(eren) in de rest van die woning en de omliggende woning(en) te duchten was. Ten aanzien van feit 1 acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade en na kalm beraad en rustig overleg. Uit het dossier en het ter zitting verhandelde blijkt dat verdachte niet naar het slachtoffer is gegaan met het vooropgezette plan haar van het leven te beroven, doch om haar te laten schrikken. De rechtbank spreekt verdachte derhalve van dat deel van de tenlastelegging vrij. Wat overigens meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Bewijsoverweging Namens verdachte is ter zake het onder 1 en 2 bewezenverklaarde vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van opzet, nu bij hem ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken. De rechtbank verwerpt dit verweer, nu zij van oordeel is dat de aard van verdachtes gedragingen en de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien redelijkerwijs geen andere conclusie toelaten dan dat verdachte zich ten minste willens en wetens heeft bloot gesteld aan de aanmerkelijke kans, dat hij naast uitgebreide materiële schade in en rond de woning ook voor personen – in het bijzonder voor [moeder verdachte] - fataal brandletsel zou veroorzaken door het stichten van een, wegens de aanwezige benzine, snel om zich heen grijpende en voor hem niet beheersbare brand als de onderhavige. Het over de persoon van de verdachte door deskundigen uitgebrachte rapport en de daarop mondeling gegeven toelichting leiden de rechtbank in dit verband niet tot de conclusie dat bij verdachte destijds elk inzicht in de draagwijdte en de mogelijke gevolgen van zijn handelen ontbrak. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: - feit 1 subsidiair: doodslag - feit 2: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd, terwijl het feit iemands dood ten gevolge heeft. Strafbaarheid van verdachte Naar de persoon van de verdachte is psychologisch en psychiatrisch onderzoek verricht door J.M. Oudejans, psycholoog en A.G.D. de Ranitz, psychiater, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum te Utrecht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een multidisciplinaire rapportage van 11 juni 2007. In genoemde rapportage wordt geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het begaan van de bewezenverklaarde feiten lijdende was aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens en dat die feiten hem niet kunnen worden toegerekend. Met deze conclusie kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt deze over. Verdachte is dan ook niet strafbaar. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud bijlage I). De rechtbank acht na te melden in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen¬verklaarde en de omstandigheden waar¬onder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Verdachte heeft uit boosheid jegens zijn moeder op zodanige wijze in haar woning brand gesticht, dat zij ten gevolge van brandletsels is overleden, in haar woning aanzienlijke materiële schade is ontstaan en voorts gevaar is ontstaan voor het leven en de bezittingen van omwonenden. Verdachtes handelen heeft veel leed veroorzaakt en de rechtsorde ernstig geschokt. Uit voornoemde multidisciplinaire rapportage blijkt dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis zijner geestvermogens onder invloed waarvan hij de bewezenverklaarde delicten heeft gepleegd. De kans op herhaling van impulsief agressieve delicten met gevaar voor anderen en/of verdachte zelf wordt groot geacht. Mede vanwege het feit dat de aandoening van verdachte van een dusdanige aard, ernst en omvang is dat volledig herstel is uitgesloten en langdurige begeleiding en behandeling noodzakelijk is, wordt geadviseerd de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen. De rechtbank verenigt zich met deze multidisciplinaire rapportage en de daaraan verbonden conclusies, en zij zal dienovereenkomstig beslissen aangezien zowel op het onder 1 als 2 bewezenverklaarde feit naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaar is gesteld en zij van oordeel is dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen vereisen dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en van overheidswege zal worden verpleegd. Vordering tot schadevergoeding De benadeelde partij Pro Wonen heeft zich met een vordering tot schade¬vergoeding ten bedrage van € 1.319,= gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat de vordering wegens betwisting en ontbrekende gegevens, niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter. Toepasselijke wetsartikelen De oplegging van maatregel is gegrond op de artikelen: 37a, 37b, 39, 57, 157 en 289 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, als hiervoor vermeld. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als hiervoor vermeld. Verklaart verdachte niet strafbaar en ontslaat verdachte voor deze feiten van alle rechtsvervolging. Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd. Verklaart de vordering van de benadeelde partij Pro Wonen niet-ontvankelijk. Aldus gewezen door mr. Borgerhoff Mulder, voorzitter, mrs. Van Harreveld en Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van Wiering, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 september 2007.